De komende tijd behandelt de Tweede Kamer het wetsvoorstel Wet collectieve warmte (Wcw). Vandaag vindt het wetgevingsoverleg plaats. Deze wet moet de uitrol van warmtenetten versnellen en is belangrijk voor de warmtetransitie in de gebouwde omgeving. Energie-Nederland is blij dat de behandeling van het wetsvoorstel nu op de agenda staat, maar vindt wel een aantal verbeterpunten noodzakelijk in de wet die voorligt. De komende maandagen lichten wij in de serie ‘Op naar een kwalitatieve Wcw’ zes punten uit. Vandaag deel 1: de zorgen over kostengebaseerde tarieven.
Kostengebaseerde tarieven
De maximale tarieven voor warmte uit een warmtenet zijn momenteel wettelijk gekoppeld aan de aardgasprijs. Warmteleveranciers mogen daaronder zitten, maar niet erboven. De koppeling aan aardgas is onwenselijk, want we willen juist minder afhankelijkheid van aardgas. In de nieuwe Wet collectieve warmte (Wcw) wordt daarom ingezet op kostengebaseerde tarieven: je betaalt wat het werkelijk kost, plus een redelijk rendement zoals vastgesteld door de ACM.
Fase 1
De overstap naar een kostengebaseerd systeem vergt tijd, minimaal twee tot vier jaar. Om de betaalbaarheid op korte termijn te verbeteren, zijn in 2024 twee aanpassingen gedaan in het bestaande tariefstelsel. Samen vormen zij “fase 1” van het Wcw-traject. Hoewel nog steeds gebaseerd op de aardgasprijs, leiden deze aanpassingen tot lagere maximumtarieven en dus een lagere warmterekening voor huishoudens. Maar omdat er geen aanvullend beleid is om de kosten voor warmtebedrijven te verlagen, dragen zij die lasten.
Investeringen onder druk
Het lijkt misschien logisch dat bedrijven dan maar wat extra betalen, maar de marges in de warmtesector zijn al bijzonder smal. Uit de Rendementsmonitor van de ACM blijkt dat het gemiddelde rendement in de periode 2014–2023 zo’n 4,2% bedroeg; in 2022 was dat 2,7% en in 2023 zelfs 1,03%. Investeren in nieuwe warmtenetten vraagt echter om financiering, en met rentes van 4–5% op de kapitaalmarkt wordt dat steeds moeilijker. Het gevolg: investeringen blijven uit, terwijl juist die hard nodig zijn voor de warmtetransitie.
Veel onzekerheid
De invoering van fase 2, oftewel het kostengebaseerde systeem, laat nog op zich wachten. Voor systemen met meer dan 1.500 aansluitingen verwacht de minister een termijn van twee tot vier jaar, maar dat kan langer duren. Een belangrijke voorwaarde is dat de ‘relatieve betaalbaarheid voor eindgebruikers’ geborgd moet zijn. In de Voorjaarsbesluitvorming 2025 ontbreekt echter elk instrument daarvoor, en het is onzeker of dat in de toekomst verandert. Voor kleinere systemen komt er een kostengebaseerd referentietarief, maar ook daarover is nog niets bekend.
Het dilemma
Fase 1 moet zo kort mogelijk duren als we publieke én private warmtebedrijven de ruimte willen geven om te investeren in groei en verduurzaming. Zolang fase 2 nog niet is ingevoerd, is steun voor warmtebedrijven noodzakelijk. Want zij kunnen niet blijven investeren in nieuwe netten als dat financieel niet te dragen is.
De oproep van Energie-Nederland
Energie-Nederland roept de politiek op om deze knelpunten tijdens de behandeling van de Wcw serieus te nemen. De minister moet fase 2 zo snel mogelijk invoeren én een oplossing bieden voor warmtebedrijven die door fase 1 in de knel komen. Zonder gezonde warmtebedrijven geen voortgang in de warmtetransitie.