De Klimaat- en Energieverkenning (KEV) 2025 schetst een somber beeld van de voortgang op klimaat- en energiedoelen van ons land. Energie-Nederland concludeert dat Nederland er minder goed voorstaat dan een jaar geleden. De uitvoering van het energiebeleid stagneert en zonder stevige bijsturing en reële investeringen dreigt Nederland zijn eigen klimaatdoelen te misen. Cora van Nieuwenhuizen, voorzitter van Energie – Nederland: ‘Een nieuw kabinet moet snel met een stabiel, langetermijnbeleid komen, inclusief voldoende financiering.
De eigen doelstellingen voor 2030 raken verder buiten bereik. De kans op het behalen van 55% CO₂-reductie in 2030 is volgens de KEV kleiner dan 5%, terwijl het aandeel hernieuwbare energie naar verwachting uitkomt op 29-36% – onder het doel van 39% en 1% lager dan vorig jaar, door vertraagde groei van wind op zee. Het is positief dat het kabinet heeft besloten om geld te alloceren om wind op zee te stimuleren. Nadelig is, helaas, dat de behaalde klimaatwinst niet uit echte verduurzaming komt, maar uit vertrekkende bedrijven en dalende industriële productie.
Netcongestie en netkosten
Het elektriciteitsnet kan de ontwikkelingen niet bijbenen, hoewel daar hard aan wordt gewerkt door de netbeheerders. Bedrijven die willen verduurzamen lopen tegen jarenlange wachttijden voor meer en/of zwaardere aansluitingen aan. Door de enorme investeringen stijgen de nettarieven explosief, waardoor de betaalbaarheid voor huishoudens en bedrijven verder in het geding komt. Energie-Nederland pleit al langer voor het inzetten van algemene middelen om nettarieven te dempen. De optie van amortisatie, het spreiden van de kosten in de tijd, heeft het kabinet als niet effectief beoordeeld. Energie-Nederland werkt uiteraard graag mee aan het uitwerken van andere mogelijkheden.
Wind op Zee krijgt steun in de rug
Bij wind op zee is de vooruitgang tegengevallen. Het kabinet verlaagt de ambitie naar 30-40 GW in 2040 op basis van voortschrijdend inzicht en stelt €1 miljard beschikbaar voor de bouw van 2 GW nieuwe capaciteit. Een stap in de juiste richting, maar er is meer nodig om de opgelopen achterstand t.o.v. de eerder gestelde doelen weg te werken. Het geld dat beschikbaar wordt gesteld is geen nieuw geld, maar komt uit het gereserveerde budget voor de financiering van decarbonisatie van gascentrales. Energie-Nederland begrijpt dat er moeilijke keuzes moeten worden gemaakt, maar vraagt zich wel af waarom juist deze keuze is gemaakt.
Van Nieuwenhuizen: ‘Het schuiven met budgetten binnen de energietransitie is niet wenselijk. De opgave is zo groot dat er juist extra budget moet worden vrijgemaakt in plaats van bestaande middelen te herschikken. Als er desondanks toch met budgetten geschoven moet worden, dan ligt het meer voor de hand om middelen uit de reservering voor kernenergie in te zetten. Deze middelen zijn op korte termijn minder urgent dan de investeringen die nu acuut nodig zijn voor wind op zee, regelbaar vermogen, waterstof en gasopslag.’
Leveringszekerheid in het geding
Vanaf 2030 komt de leveringszekerheid van elektriciteit steeds verder onder druk te staan, ook daarvoor moeten snel keuzes worden gemaakt. Geen geld hiervoor reserveren is volgens Energie-Nederland niet verstandig, omdat deze ontwikkeling niet stil mag vallen. Er is een centrale capaciteitsmarkt nodig om de leveringszekerheid zekerheid ook na 2030 te kunnen waarborgen.
De waterstofplannen worden naar beneden bijgesteld van 4 GW groene productie in 2030 naar 3-4 GW in 2035.Dat lijkt een pragmatische keuze te zijn. Het budget voor het opschalingsinstrument wordt gehalveerd. Dat is wat Energie-Nederland betreft niet wenselijk.